TAALSTOORNIS
Vertraagde taalontwikkeling
Wanneer kinderen een achterstand hebben in woordenschat, zinsbouw, woordvorming, verhaalstructuur en taalgebruik (zowel in productieve taal als receptieve taal), kan de logopedist ondersteuning bieden.
Het is van groot belang dat een vertraagde taalontwikkeling zo vroeg mogelijk wordt onderkend. Een kind heeft van 0 tot 6 jaar een gevoelige periode voor het leren van de taal. De manier waarop het kind taal leert, is van grote invloed op de verdere taal- en denkontwikkeling. Wanneer het taalniveau aan de basis niet goed is, zal dit effect hebben op de verdere taal- en denkontwikkeling. Taal blijft dus in grote mate medebepalend voor de taal- en denkontwikkeling die het kind doormaakt.
Door een vertraagde taalontwikkeling kunnen leerproblemen en sociaal-emotionele problemen ontstaan. Wanneer het kind moeite heeft met begrijpen of zichzelf niet kan uiten, kan hij/zij een bepaald gedrag gaan vertonen. Zo kan het kind bijvoorbeeld angstig, boos of agressief worden. Ook kan een vertraagde taalontwikkeling negatieve gevolgen hebben voor het leren lezen en het begrijpend lezen.
Lees- en spellingproblemen / dyslexie
Logopedisten zijn vaak al in een vroeg stadium betrokken bij kinderen met lees- en spellingproblemen.
Er zijn vroegtijdig risicofactoren te signaleren, zoals fonologische problemen (spraakproblemen) of moeite met oproepsnelheid (woordvinding), zonder dat er al sprake hoeft te zijn van eventuele lees- en/of spellingproblemen .
Goede begeleiding in een vroeg stadium kan dyslexie wellicht niet voorkomen, maar wel de uitingsvorm ervan verkleinen.
De logopedist biedt in dit stadium ondersteuning op het gebied van auditieve vaardigheden, spraak, grammatica, woordvinding en taalgebruik.
In groep 3 of op latere leeftijd wordt pas echt duidelijk wanneer er problemen zijn met lezen en spelling. Ook dan kan de logopedist ondersteuning bieden.
Voor meer informatie, zie dyslexie.
Neurologische taalstoornis
Afasie is een verworven taalstoornis (na een beroerte of een trauma). Iemand met afasie verliest door een hersenletsel zijn vermogen om taal te begrijpen en/of te gebruiken. Ook het lezen en schrijven kunnen aangetast zijn. Andere bijkomende problemen zijn: verlammingen, problemen met het geheugen, oriëntatieproblemen en nog vele andere mogelijke bijkomende stoornissen.
Taalstoornis bij dementie
Bij dementie (ziekte van Alzheimer of andere vormen van dementie) en bepaalde ouderdomsziekten wordt naast het geheugen ook het taalvermogen aangetast.
SPRAAKSTOORNIS
Articulatiestoornis
Het betreft hier een stoornis waarbij spraakklanken weggelaten, vervangen of vervormd worden. De bekendste articulatiestoornissen zijn lispelen en het niet kunnen uitspreken van de [r]. Ook komen meervoudige articulatiestoornissen voor, waarbij meerdere klanken worden weggelaten, vervangen of vervormd. Wanneer een kind in zijn spraakontwikkeling duidelijk achter is bij het gemiddelde van zijn leeftijdgenoten, spreken we van een vertraagde spraakontwikkeling.
Neusspraak (nasaliteit)
Men kan een open nasaliteit of een gesloten nasaliteit hebben. Bij open neusspraak ontsnapt er te veel lucht door de neus. Bij gesloten neusspraak ontsnapt de lucht bij vorming van de nasale medeklinkers [m], [n], [ng] door de mond.
Afwijkend mondgedrag
Er bestaat een duidelijk verband tussen mondgewoonten en het uitspreken van klanken. Afwijkend mondgedrag – zoals mondademen, duimzuigen en tongpersen (foutief slikken) – resulteert vaak in een articulatiestoornis. Er is ook een verband tussen gebitsafwijkingen en afwijkende mondgewoonten. Het komt wel vaker voor dat de logopedist afwijkende mondgewoonten en articulatie samen behandelt. De orthodontist behandelt dan de gebitsafwijking.
Dysartrie /motorische spraakstoornis
Deze stoornis komt voor bij patiënten met een aandoening van het zenuwstelsel.
Hierbij is naast de adem en de stem meestal ook de spraak gestoord. Bij kinderen gaat het dan vaak om cerebral palsy (hersenverlamming) of een spierziekte.
Bij volwassenen is sprake van een verworven stoornis. Voorbeelden hiervan zijn dysartrie ten gevolge CVA, ALS, de ziekte van Parkinson of MS.
De spraak is moeilijk verstaanbaar door een stoornis in de spierspanning en/of de coördinatie van de spieren die verantwoordelijk zijn voor adem, stem en spraak. De logopedist geeft oefeningen om deze problemen te verbeteren. Daarnaast wordt er ook gezocht naar hulpmiddelen om de spraak te ondersteunen of te vervangen.
Stotteren
Stotteren is een stoornis in het vloeiende verloop van de spreekbewegingen. Stotteren kan zich uiten in het herhalen van klanken of woorddelen, het aanhouden van klanken of het blokkeren bij het op gang komen van de stemgeving en de klankvorming. Naarmate de stoornis ernstiger wordt, treden secundaire gedragingen op. We zien dan bijvoorbeeld negatieve emotionele en cognitieve reacties.
Deze kunnen resulteren in spreekangst en vermijdingsgedrag. Stotteren begint meestal tussen het tweede en het zevende levensjaar. Vroegtijdig ingrijpen is belangrijk. Het komt ook voor dat het stotteren zich op latere leeftijd ontwikkeld.
Broddelen
Broddelen is een stoornis in het spreken, wat zich uit als een niet-vloeiende of aritmische moeilijk verstaanbare spraak. Opvallend hierbij zijn de slappe uitspraak, een snel spreekritme, het ineenschuiven van woordjes, stopwoordjes, snelle woordherhalingen en klankherhalingen.
Doordat er bij broddelen herhalingen van klanken en woorden zijn, lijkt het soms op stotteren. Een verschil met stotteren is dat de broddelaar niet opmerkt dat zijn spreken herhalingen en onduidelijkheden vertoont en de stotteraar meestal wel.
De behandeling richt zich vooral op de bewustwording van de eigen spraak, uitspraaktraining, training in correct formuleren en ritme- en intonatietraining.
STEMSTOORNIS
Door organische oorzaken, maar ook door functionele oorzaken, kunnen heesheid of stemverlies ontstaan.
Organische oorzaken zijn bijvoorbeeld stembandverlamming en strottenhoofdkanker.
Functionele oorzaken zijn onder meer verkeerd stemgebruik (foutieve stemtechniek) of stemmisbruik (bijvoorbeeld veelvuldig roepen, schreeuwen). Deze functionele stemstoornissen kunnen uiteindelijk organische afwijkingen tot gevolg hebben, zoals stembandknobbels / stembandpoliepen.
Nogal wat beroepssprekers (zoals leerkrachten, zangers) krijgen in hun loopbaan te maken met stemstoornissen. Vaak ligt hier een foutief ademhalingspatroon aan ten grondslag. De logopedist begeleidt de cliënt in het afleren van het foutieve stemgedrag en/of foutieve ademhaling wat resulteert in het juiste stemgedrag.
Kinderen kunnen foutief stemgedrag hebben door schreeuwen, stemmen nadoen van televisie enz.
De logopedist begeleidt de kinderen om inzicht te krijgen in hun stemgedrag en dit te verbeteren.
SLIKSTOORNIS
Volwassenen
Slikstoornissen kunnen ontstaan na hersenletsel (bijv. CVA), bij aandoeningen van het zenuwstelsel (bijv. ziekte van Parkinson of ALS) of na operatief ingrijpen in het hoofd-/ halsgebied. Deze slikproblemen kunnen leiden tot andere problemen van medische aard (bijv. longontstekingen) en sociale problemen.
GEHOORSTOORNIS
Communiceren en spreken zijn moeilijk als je niet goed hoort. De logopedist kan onder meer ingeschakeld worden bij de volgende taken: trainen van het spraakafzien (liplezen), begeleiden van de spraak- en taalontwikkeling bij jonge kinderen met een aangeboren of vroegtijdig verworven gehoorstoornis.